
Een kunstenaar voelde zich niet gezien in wie hij was in zijn gevoelens en gedachten. Hij was namelijk zonder lichaam. Nu was hij gek op de geur van klei. Daar boetseerde hij beelden van. Hij genoot van hun veelvormigheid. Elke vorm was een uitdrukking van een van zijn ideeën. Hij besefte dat hij zijn bedenksels zo kon vereeuwigen. Met veel élan bakte hij ieder beeld tot de vaste vorm die hij wilde. Hij was zo blij als een kind.
Op een dag was de kunstenaar er klaar mee. Zijn huis was een museum vol versteende baksels geworden. Leuk om even naar te kijken. Maar hij realiseerde zich dat er iets miste. Er zat geen leven in zijn beelden. Ze waren hard en onbuigzaam. De kunstenaar kreeg een goed idee. Hij sloot zijn beelden aan op een bron met water. Vanaf het moment dat deze het stromende vocht proefden, begonnen ze volop te groeien en te bloeien. Ze kregen groene blaadjes en bloemetjes in vele kleuren. De kunstenaar straalde als nooit tevoren.
Toen hij op een ochtend wakker werd, kreeg de kunstenaar een ingeving. Hij wilde dat zijn beelden minder afhankelijk van hem waren. Ze zouden zichzelf moeten bedruipen en elkaar kunnen knuffelen. Daarvoor hadden ze meer ruimte nodig. Ruimte om te ademen en te bewegen. Zijn beelden kregen pootjes, snavels, snuiten, slurven, staarten, vinnen, veren, vleugels, armen en benen. Zo konden ze gaan en staan waar ze maar wilden. En waren ze in staat om precies dat te doen wat paste bij hun eigen aard.
De kunstenaar was dolgelukkig met wat hij geschapen had: een wereld van bewegende en levende vormen. Maar hij wist dat hij nog verder kon gaan. Het vuur dat in hemzelf brandde wilde hij ook graag in zijn beelden terugzien. Het zou hen verlichten en dezelfde scheppingskracht geven als hij had. Dit licht zou hen kennis en inzicht geven. Met dit licht konden ze vrij denken, fantaseren en creëren. Ze konden scheppen wat ze maar wilden. Op hun beurt maakten ze ook prachtige beelden. Maar helaas schiepen ze ook monsterlijke gedrochten.
Daar was de kunstenaar niet blij mee. Hij besefte dat als je vrijheid geeft aan wat je maakt, dit zich ook tegen je kan keren. Hierom versteende, verstrooide of verbrokkelde hij de macht van de monsterscheppers keer op keer. Toen bedacht hij dat hij de drang om te misvormen die voortkwam uit zijn beelden zelfs volledig kon elimineren. Daarom voegde hij als sluitstuk een vijfde element toe aan zijn vrije schepping: de eeuwige klank van de liefde. Dat was het duurzame en onophoudelijke geluid dat hemzelf altijd inspireerde om het juiste te doen.
Er waren beelden van de kunstenaar die het hemelse liefdeslied niet hoorden. Ze stopten hun vingers in de oren. Alles wat zij maakten, was slechts tijdelijk, opgeblazen, wanstaltig, op het punt van verdwijnen. Het had geen eeuwigheidswaarde. Voor de levende beelden die wél geraakt werden door de klanken van de volmaakte liefdesmuziek, was niets meer onmogelijk. Zij bleken in staat om hun beeldhouwer te evenaren. Ze konden hem zelfs overtreffen in hun scheppingen van schoonheid en goedheid.
De kunstenaar was niet langer alleen. Hij was superblij en in de zevende hemel. Hij zag dat wat hij gemaakt had goed was. Het was zelfs erg goed. Van een eeuwige duurzaamheid. Zijn onzichtbare wezen was zichtbaar geworden in talloze vormen en lichamen. Zijn liefdevolle evenbeeld leek in alles sprekend op hem. Het was de kroon op zijn creaties. Zijn werk was gedaan. Zijn missie was volbracht. Hij vleide zich uitgebreid neer om uit te rusten van al zijn inspanningen. Zijn atelier was in goede handen.
Anthonie
https://t.me/herinnerjezelf